“Je bent voor de beller letterlijk hun hulplijn, en zij zijn ter plekke jouw ogen en oren. Het is aan jou om de juiste zorg in gang te zetten. ”
Annemarie werkt als 112-centralist op de meldkamer ambulancezorg in Den Bosch
Annemarie werkte 11 jaar in de ouderenzorg, helaas ging dat lichamelijk niet meer. Haar zorghart bleef echter kloppen. Op Facebook zag ze een advertentie voor 112-centralist, waarvoor je ook als niet-verpleegkundige voor in aanmerking komt. Dat trok haar meteen. Niet gek, want haar man werkt als verpleegkundig centralist op de meldkamer in Rotterdam en haar dochter op de meldkamer politie. Ze trok de stoute schoenen aan en solliciteerde. Hier vertelt ze haar verhaal.
“In maart 2023 ben ik gestart op de meldkamer in Den Bosch. Het inwerktraject begon met meldingen meeluisteren. Daarna meetypen met meldingen om te zien of je dezelfde handelingen verricht en dezelfde keuzes maakt. Gaandeweg mocht ik steeds meer doen van mijn werkbegeleider. Zoals het vullen van het GMS-systeem voor de bepaling van het adres. En daarna het verwerken van de melding. Zo werkte ik toe naar mijn eerste gesprek. Dan luistert de begeleider mee en kan hij bijsturen als dat nodig is. Toch was het een spannend moment, ik praatte een beetje bibberig. Maar het went snel en je krijgt er meer handigheid in. Natuurlijk moest ik even schakelen als er paniek was bij de beller. ‘Ik ga u helpen’ is daarbij de belangrijkste zin, want dat biedt de beller houvast.
In het begin heb ik ook een ambulancestage gehad. Ik reed een dag mee met de laag- en middencomplexe ambulance; zij doen vooral overplaatsingen. En een dag met de ALS-ambulance, de spoedritten dus. Het is heel interessant om te zien hoe een 112-melding leidt tot een hulpverlening op de ambulance. En er komen nog meer stages, intervisiedagen en cursussen aan. Je bent nooit uitgeleerd.
Ik heb in deze nieuwe functie veel baat bij mijn zorgachtergrond. Je herkent dingen die de beller benoemt. Behalve die opgedane ervaring weet ik ook hoe ik tijdens een 112-gesprek de regie in handen houd. Ik ben nu bijna vier maanden aan het werk op de meldkamer. Ik moest wennen aan de hectiek, en dat het anders is dan mijn vorige baan. De omschakeling van fysiek werk met direct patiëntencontact naar de eerste hulpverlening tijdens de telefoon. Zo snel mogelijk een beeld krijgen welke zorgbehoefte er is. Inmiddels kan ik zeggen dat het echt mijn ding is. Je kunt gesprekken terugluisteren om daarvan te leren. En je kunt altijd overleggen met een collega, of de collega luistert even mee. Dat geeft een veilig gevoel.
Elke dag is anders: je hebt heftige meldingen zoals benauwdheid, pijn op de borst, ademweg vrijmaken of reanimatie. Een brandwond, een bevalling, suïcide. Vaak geven we dan instructies aan de melder: we vertellen wat zij kunnen doen totdat de ambulance komt. Maar het is veel meer dan dat. Mensen die niet lekker worden, flauwvallen, hoofdpijn of buikpijn hebben. Als geen ambulance nodig is, verwijzen we door, bijvoorbeeld naar de huisarts. Dat doen we via “warm doorverbinden”, we dragen dan de patiënt telefonisch over. Daarna is de 112-lijn weer vrij voor de volgende beller. Soms heb je 28 meldingen in een dienst, soms wel 40. Na een ernstige melding is het soms nodig om even pas op de plaats te maken, het te laten bezinken. En in de auto terug naar huis zet ik altijd even het verstand op nul. Daarna is het voor mij klaar.
Of werken op de meldkamer bij je past, moet je zelf ervaren. Want het is echt een aparte tak van sport. Daar zijn de meeloopdagen heel geschikt voor. Soms hoor ik wel eens dat mensen zeggen dat het alleen gaat om het opnemen van de telefoon en de ambulance op pad sturen. Ik denk dan: je moest eens weten wat je allemaal hoort, wat mensen meemaken. Ik vind dat het werk echt wordt onderschat. Je bent voor de beller letterlijk hun hulplijn, en zij zijn ter plekke jouw ogen en oren. Het is aan jou om de juiste zorg in gang te zetten. Dingen vallen nu voor mij op zijn plek. De overstap naar de meldkamer is goed geweest.”