Update Pilot Zorgcoördinatie
De druk op de acute zorg verminderen, zodat deze voor iedereen toegankelijk blijft. En patiënten altijd de juiste zorg krijgen, door de juiste zorgverlener, op de juiste plaats. Hiervoor bundelen zorgpartners in de acute zorgketen hun krachten. Samen zetten zij in op zorgcoördinatie. 10 regio’s toetsen dit concept in 10 afzonderlijke pilots. De pilots zijn gericht op samenwerking van de betrokken partijen rondom spoedzorg. De RAV Brabant Midden-West-Noord is één van de 10 RAV’s die een pilot uitvoert. Hieronder een update.
Inmiddels zijn we zo’n 1,5 jaar onderweg met de pilot Zorgcoördinatie in de Bossche regio. Een periode waarin we veel stappen hebben gezet; vooruit en soms ook weer een stapje terug. Door onverwachte externe ontwikkelingen (zoals de Coronapandemie) of door zaken waarvan pas tijdens de pilot duidelijk werd dat zij een voorwaarde zijn voor succes. Eén zo’n voorwaarde blijkt inzicht in elkaars triage-informatie. In dit artikel vertellen we tegen welke belemmeringen we op dit vlak aanliepen, hoe we hiermee omgaan en welke vervolgstappen we gaan zetten.
Verlengde gezamenlijke triage op de meldkamer
Sinds afgelopen zomer werken triagisten van Huisartsenposten Oost-Brabant (HAP) in de nachtelijke uren vanuit de meldkamer ambulancezorg (MKA). Overdracht van patiënten tussen HAP en MKA gebeurde altijd al, als dat kon leiden tot beter passende zorginzet. Dan werd er telefonisch contact met elkaar gezocht. De gedachte is echter dat door fysiek bij elkaar te zitten, de zorgpartners elkaar nog sneller en gemakkelijker weten te vinden.
Tegen welke belemmering lopen we aan?
Waar zo’n drie jaar geleden bij het bedenken van de pilot nog niet aan was gedacht, is dat gedeeld inzicht in de reeds beschikbare triage-informatie bij overname van een patiënt, de effectiviteit van de samenwerking nog groter zou maken. De informatie mondeling delen met een zorgcollega van de MKA dan wel HAP die in dezelfde ruimte zit, is weliswaar laagdrempeliger dan wanneer je opbelt vanuit een andere locatie, maar het reproduceren en overtypen van de informatie is nog steeds foutgevoelig en neemt tijd in beslag. Waardevolle tijd die je kunt besteden aan de patiënt en het regelen van passende zorg. Daarnaast is het ook nog eens een stuk patiëntvriendelijker: de patiënt hoeft minder lang te wachten en niet twee keer hetzelfde verhaal te vertellen.
Hoe gaan we ermee om?
Pilotregio Midden-Nederland ging zo’n 1,5 jaar geleden als eerste aan de slag met het laten ontwikkelen van een applicatie die informatieuitwisseling tussen de samenwerkende zorgpartners faciliteert. Hoewel de inrichting van de pilot en daarmee ook de specifieke gebruikswensen verschillen per regio, waren de regio’s het al snel met elkaar eens dat het zonde zou zijn om allemaal zelf het wiel uit te vinden. De ZCC-applicatie die de firma Topicus voor Midden-Nederland aan het ontwikkelen is, vormt de basis voor andere pilotregio’s. Vanuit de regio Den Bosch zijn we dan ook druk in overleg met Topicus om deelfunctionaliteiten snel voor ons beschikbaar te maken.

Digitale zelftriage
Ander pilotonderdeel in onze regio is digitale zelftriage. Hierbij doorlopen patiënten een aantal vragen voordat ze contact hebben met de Huisartsenposten Oost-Brabant, waaruit een advies volgt op basis van urgentie. Bij lage urgentie krijgt de patiënt zelfzorgadvies, bij hogere urgenties een advies om contact op te nemen. Voor deze digitale zelftriage is gekozen voor de landelijke applicatie Moet Ik Naar De Dokter (MINDD), die toegankelijk is gemaakt via de website van de Huisartsenposten Oost-Brabant.
Tegen welke belemmering lopen we aan?
Idealiter zou wat de patiënt in MINDD invult, direct terechtkomen in het HAP-informatiesysteem. Zodat de triagist door kan gaan op deze gegevens, wanneer er na het doorlopen van de zelftriage contact nodig is met de HAP. De patiënt hoeft dan maar één keer zijn verhaal te doen, waarna het daadwerkelijke contact met de triagist zorgt voor verrijking en meer diepgang. Helaas is deze mogelijkheid er nog niet.
Hoe gaan we ermee om?
Voor de tussentijd creëerden MINDD en de telefonieleverancier van de HAP een slimme work-around zodat we toch ervaring op kunnen doen met deze werkwijze. Sinds enige tijd werkt de HAP met een terugbel-optie bij meldingen waarbij MINDD het advies geeft contact met de HAP op te nemen, maar waarbij geen hoge spoed is. Patiënten die ervoor kiezen om teruggebeld te worden, komen in een speciale wachtrij in het telefoniesysteem van de HAP Huisartsenpost van waaruit de gegevens van de zelftriage zichtbaar worden gemaakt. Op deze manier kunnen de triagisten het gesprek voortzetten vanuit de informatie die de patiënt al heeft ingevoerd tijdens de digitale zelftriage. Zowel patiënten als triagisten zijn enthousiast: patiënten waarderen dat ze niet nog een keer opnieuw hun verhaal hoeven te doen en de triagisten hebben een prettige basis voor het vervolggesprek.
Welke vervolgstappen gaan we zetten?
De terugbel-optie staat nog niet de hele week aan, maar op tijden dat er in de regel relatief veel laag urgente meldingen zijn. De ervaringen zijn daarom gebaseerd op een beperkt aantal terugbelcontacten, maar deze zijn zo positief dat het zeker naar meer smaakt. Binnenkort wordt de terugbelmodule dan ook uitgebreid naar andere avond-, nacht- en weekenduren waarin patiënten terechtkunnen bij de Huisartsenpost.
Meer weten?
Bekijk deze korte maar krachtige animatie:
Animatie zorgcoördinatie | Ambulancezorg Nederland